6. Geschillen

Waar kan je deze handreiking voor gebruiken?
Deze handreiking heeft twee doelen. Het eerste doel is om een overzicht te geven van de stappen die gezet worden in een geschil. Het tweede doel is om aan te geven op basis waarvan je gelijk of ongelijk kunt krijgen. Als je in een geschil terechtkomt dan is deze handreiking niet genoeg om je te helpen om te winnen. Medezeggenschapsorganen hebben recht op juridische ondersteuning (artikel 9.48 lid 3 WHW; artikel 10.39 lid 3 WHW; artikel 17 lid 1 WOR). Maak daar gebruik van. Tot slot is het goed om te weten dat niet alle onderdelen van deze handreiking voor iedereen even relevant zullen zijn. Veel medezeggenschapsraden en commissies zullen niet of weinig te maken krijgen met geschillen. Bovendien zijn niet alle procedures relevant voor alle vormen van medezeggenschap. Lees dus vooral dat wat relevant voor jou is, wanneer dat relevant is.

Wat zijn formele geschillen?
Als er een onderwerp is waar je niet (op tijd) met je bestuurder uitkomt dan kan je kijken of het mogelijk is om je gelijk juridisch af te dwingen. Formeel gaat dit aan de hand van een geschillenprocedure. Formele geschillen worden soms gezien als de ultieme vorm van ruzie tussen de medezeggenschap en een bestuurder. Maar dat is niet terecht. Naast een serieus conflict zijn er ook andere goede redenen zijn om naar de geschillencommissie te stappen. Als de medezeggenschap en de bestuurder het niet eens zijn over de rechten en plichten van de medezeggenschap dan kan het handiger zijn om de stappen van het geschil te doorlopen dan om er eindeloze discussies over te voeren. Daarnaast ben je soms aan deadlines gebonden. Om de rechten van de medezeggenschap (en dus je achterban) te kunnen waarborgen moet je dan wel juridische stappen zetten.

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (verder WHW genoemd) en in de wet op de ondernemingsraden (verder WOR genoemd) staan regels beschreven die ervoor moeten zorgen dat de medezeggenschap in haar rechten gerespecteerd wordt. Andersom zijn er ook regels die ervoor zorgen dat de medezeggenschap geen misbruik maakt van haar positie. Ook bestuurders kunnen daarom een geschil beginnen. Elke instelling is verplicht om afspraken met de medezeggenschap te maken over de geschilprocedure en waar deze voor gebruikt kan worden (artikel 9.34 lid 3 sub l en 10.22 sub l WHW). Zorg er dus voor dat je je bewust bent van de regels op jouw instelling.

Naast de afspraken die op onderwijsinstellingen zelf worden gemaakt, zijn de regels omtrent formele geschillen ook afhankelijk van het medezeggenschapsstelsel op jouw onderwijsinstelling. Voor ondernemingsraden gelden namelijk andere regels dan voor opleidingscommissies, studentenraden of raden waar zowel studenten als medewerkers inzitten. In het onderstaande stuk wordt eerst toegelicht welke regels in elk geval gelden voor die laatste groep. Daarna worden de regels voor ondernemingsraden toegelicht.

In het kort: Hoe horen formele geschillen het te werken voor opleidingscommissies, studentenraden en ongedeelde raden?
Stap 1: de geschillencommissie
Een geschil is in de simpelste zin van het woord een meningsverschil over de interpretatie van de wet en lokale reglementen tussen de medezeggenschap en de bestuurder. In de praktijk betekent dit dat een medezeggenschapsorgaan een geschilprocedure kan starten als zij van mening is dat een bestuurder handelt op een onrechtmatige manier. Dat kan je hier doen. Andersom kunnen bestuurders ook een geschil beginnen, bijvoorbeeld als de medezeggenschap volgens hen zonder goede reden geweigerd heeft om ergens mee in te stemmen artikel (artikel 9.40 lid 5 WHW; artikel 10.26 lid 2 WHW).  Wanneer er een geschil plaatsvindt onderzoekt het CvB eerst of er een schikking mogelijk is. Als de medezeggenschap een geschil heeft met het CvB dan zoekt de Raad van Toezicht naar een schikking. Als dat niet lukt dan wordt het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd (artikel 9.40 lid 2 WHW; artikel 10.26 lid 2 WHW).

Afhankelijk van wat de afspraken op jouw onderwijsinstelling zijn kan de geschillencommissie nog een poging doen om het geschil te bemiddelen (artikel 9.34 lid 3 sub L en 10.22 sub L WHW). Als dat niet het geval is of als het niet lukt dan brengt de geschillencommissie uiteindelijk een oordeel uit. Als de medezeggenschap het geschil begint dan toetst de geschillencommissie drie factoren (artikel 9.40 lid 4 WHW):

  • Heeft het CvB of de decaan zich gehouden aan de wet en het reglement?
  • Heeft het CvB of de decaan, na de belangen van betrokkenen meegenomen te hebben, op een redelijke wijze tot de gemaakte beslissing kunnen komen?
  • Heeft het CvB of de decaan zorgvuldig gehandeld ten opzichte van het betreffende medezeggenschapsorgaan?

Als bestuurders een geschil beginnen dan doen zij dit waarschijnlijk om toestemming te krijgen om een besluit van de medezeggenschap om ergens niet mee in te stemmen (zie de handreiking over de belangrijkste rechten van de medezeggenschap voor een uitleg over het instemmingsrecht) naast zich neer te leggen. De geschillencommissie mag die toestemming alleen geven als het niet geven van instemming door het medezeggenschapsorgaan onredelijk is, of als zwaarwegende economische, organisatorische of sociale redenen dit nodig maken (artikel 9.40 lid 5 WHW; artikel 10.26 lid 1 WHW). Als de geschillencommissie besluit om die toestemming te geven dan heeft de bestuurder geen toestemming van de medezeggenschap meer nodig om het besluit waar het geschil over gaat te nemen.

Stap 2: De Ondernemingskamer
Nadat de geschillencommissie een besluit heeft genomen dan kunnen zowel de bestuurders als het medezeggenschapsorgaan in beroep bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam (artikel 9.46 lid 1 WHW; artikel 10.26 lid 1 WHW). Dit moet gebeuren binnen een maand nadat de geschillencommissie een uitspraak heeft gedaan (artikel 9.46 lid 3 WHW; artikel 10.26 lid 1 WHW). Het beroep mag uitsluitend gebaseerd worden op basis van een onjuiste toepassing van de wet door de geschillencommissie (artikel 9.46 lid 4 WHW; artikel 10.26 lid 1 WHW). Tegen de uitspraak van de Ondernemingskamer kan niet meer in beroep gegaan worden (artikel 9.46 lid 5 WHW; artikel 10.26 lid 1 WHW).

Waarvoor kan je naar de geschillencommissie stappen?
Elke Nederlandse hogeschool of universiteit moet een reglement hebben waarin beschreven staat over welke onderwerpen een geschil aan de geschillencommissie voorgelegd kan worden (artikel 9.34 lid 3 sub I WHW; artikel 10.22 sub l WHW). Daarnaast kun je in ieder geval naar de geschillencommissie stappen voor de onderstaande lijst met onderwerpen (artikel 9.40 lid 1 WHW; artikel 10.26 lid 2 WHW):

  • De totstandkoming, wijziging of toepassing van het medezeggenschapsreglement (artikel 9.34 WHW).
  • Alles wat de wettelijke rechten en plichten van opleidingscommissies betreft, zoals omschreven in artikel 9.18 WHW. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over het (al dan niet) instemmen met het onderwijs- en examenreglement (OER), ongevraagde adviezen of de manier waarop de opleidingscommissie wordt samengesteld.
  • Alles waar de gezamenlijke vergadering (de centrale studentenraad en de centrale ondernemingsraad samen) instemmingsrecht over heeft (artikel 9.30a WHW). Hierbij gaat het bijvoorbeeld over de hoofdlijnen van de begroting, het instellingsplan of het bestuurs- en beheersreglement.
  • De algemene bevoegdheden en taken van de centrale medezeggenschap (artikel 9.32 WHW).
  • Alles waar de centrale medezeggenschap instemmingsrecht over heeft (artikel 9.33 WHW).
  • Een aantal zaken waarover de centrale medezeggenschap adviesrecht heeft. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over de hoogte van- en het beleid omtrent het instellingscollegegeld of de voorgestelde profielen van nieuwe leden voor het college van bestuur of de raad van toezicht (artikel 9.33a lid 1 sub b, lid 2 sub b en lid 3 sub b WHW)
  • Het reglement voor de centrale medezeggenschap (artikel 9.34 WHW)
  • Het adviesrecht, voortvloeiend uit artikel 9.35 WHW.
  • Geschillen over de bevoegdheden genoemd in artikel 9.36 WHW. Het gaat dan om het instemmingsrecht van de centrale medezeggenschap omtrent de bijzondere rechtstoestand van het personeel.
  • Geschillen over het instemmingsrecht van de decentrale raden (dit betreft bijvoorbeeld facultaire raden, deelraden of academieraden, de naam van dit type raad verschilt per onderwijsinstelling) indien de decaan een besluit neemt over het faculteitsreglement of de onderwijs- en examenregeling (artikel 9.38 WHW).

In het kort: Hoe hoort het te werken voor ondernemingsraden
Anders dan bij ongedeelde raden of commissies horen ondernemingsraden in de regel niet eerst langs de geschillencommissie te gaan voordat ze naar de rechter toestappen. Dit komt doordat de rechten van ondernemingsraden voor een deel gebaseerd zijn op de WOR en niet alleen op de WHW. Hier zitten sterke voordelen aan voor de medezeggenschap. Omdat er meer zaken gevoerd worden over de WOR is er veel meer jurisprudentie. In de praktijk betekent dit dat er meer juridische handvatten zijn voor ondernemingsraden dan voor andere vormen van medezeggenschap. Daarnaast zorgt dit ervoor dat conflicten sneller beslist worden. Het nadeel is dat je dus minder vaak bij de geschillencommissie langs zult gaan en dat je beperkt de tijd hebt voordat je een juridische procedure instapt.

In het algemeen is het zo dat de ondernemingsraad de kantonrechter kan vragen om aan bestuurders op te leggen dat zij zich aan de regels in de WOR houden (artikel 36 lid 2). Dat betekent niet dat dit altijd de beste manier is om je gelijk te halen. Het betekent ook niet dat je altijd gelijk zult krijgen. De route voor juridische geschillen hangt voor ondernemingsraden af van de rechten die jullie op het betreffende onderwerp hebben. Ondernemingsraden hebben te veel rechten om in dit stuk toe te lichten wat de procedure voor elk van die rechten is. We beperken ons daarom tot een uitleg over de mogelijkheden voor onderwerpen die over het advies- of instemmingsrecht gaan. Voor andere onderwerpen of specifieke casussen is het loket altijd bereid om mee te denken. Voor alle onderwerpen geldt dat het verstandig is om een advocaat in te schakelen als je vermoedt dat de WOR niet gevolgd wordt. Als ondernemingsraad heb je recht op juridische ondersteuning van een (externe) advocaat. Het is niet nodig om dit te overleggen met je onderwijsinstelling, al is het wel handig je bestuurder op de hoogte te brengen.

Adviesrecht
Als een bestuurder onvoldoende recht doet aan het adviesrecht dan kan je als ondernemingsraad naar de Ondernemingskamer in Amsterdam gaan om dit aan te kaarten. Dit kan in drie gevallen. In het eerste geval heeft de bestuurder niet (op tijd) om advies gevraagd over een belangrijke beslissing (artikel 25 lid 2). In het tweede geval heeft de bestuurder het advies van de ondernemingsraad niet opgevolgd (artikel 26 lid 1). In het derde geval zijn er nieuwe feiten aan het licht gekomen die ervoor gezorgd zouden hebben dat het uitgebrachte advies er anders uitgezien zou hebben. Het beroep kan enkel ingediend worden als de beslissing niet redelijkerwijs tot stand had kunnen komen (artikel 26 lid 4).

Je moet dit beroep binnen een maand indienen bij de Ondernemingskamer. In die periode mag de beslissing nog niet uitgevoerd worden. Dit is belangrijk want ook als je gelijk krijgt mag een ingetrokken besluit er niet toe leiden dat anderen eronder lijden. Als er al contracten ondertekend zijn dan blijven die bijvoorbeeld wel geldig (artikel 26 lid 5). Ondanks het feit dat de Ondernemingskamer de beslissing van de bestuurder verder ongedaan kan maken. Voor het beroep mogen alleen bezwaren die in het advies stonden aangedragen worden (artikel 26 lid 9). Zorg dus dat je adviezen goed in elkaar zitten.
De Ondernemingskamer toetst het besluit op basis van vier beginselen:

  • Zorgvuldigheidsbeginsel: Heeft de bestuurder de juiste procedures gevolgd?
  • Motiveringsbeginsel: Is het besluit van de bestuurder logisch en begrijpelijk?
  • Vertrouwensbeginsel: Kan de ondernemingsraad de gedane toezeggingen vertrouwen?
  • Evenredigheidsbeginsel: Wegen de belangen van het personeel op tegen de belangen van de instelling?

Tot slot: als de Ondernemingskamer heeft geoordeeld is het nog mogelijk om in beroep te gaan tegen dit oordeel bij de Hoge Raad (artikel 26 lid 9 WOR). Het is dan niet meer mogelijk om nieuwe argumenten te geven. Er wordt uitsluitend beoordeeld of de Ondernemingskamer een redelijk besluit heeft genomen.

Instemmingsrecht
Het instemmingsrecht kan op twee manieren leiden tot een juridisch geschil leiden. De eerste manier is dat een bestuurder het besluit waar de ondernemingsraad instemming voor geweigerd heeft alsnog doorzet. Als dit gebeurt dan moet de Ondernemingsraad binnen een maand nadat ze het ontdekt hebben naar de kantonrechter stappen om ‘de nietigheid van het besluit in ter roepen’ (artikel 27 lid 5 WOR).

De tweede manier waarop het instemmingsrecht tot een juridische procedure kan leiden is als een bestuurder een besluit waar instemming voor is geweigerd op een wettelijke manier toch door wil zetten. De bestuurder kan dan naar de kantonrechter stappen om toestemming te vragen om het besluit toch door te mogen zetten (artikel 27 lid 4 WOR). De kantonrechter zal die toestemming alleen geven als de weigering tot instemmen onredelijk was of als er zwaarwegende organisatorische, economische of sociale redenen voor zijn.

Scroll naar boven